maandag 11 januari 2016

Mijn Dorp



Zondagochtendwandeling rond Gorssel

De omgeving oogt groen, koning Winter bakt er begin januari nog niet veel van. 
‘Jammer’, mijmeren we.  Het zonnetje schijnt uitdagend. Het bos is niet ver weg, bij wijze van spreken onze achtertuin. We struinen er graag in rond. De modder op het eerste bospaadje noopt ons de rand van de akker te nemen. ATB-coureurs begrijpen niet dat natte zwarte grond hun hobby slecht verdraagt. De wandelaar moet zich redden, met soms grote passen over onbegaanbare stroken pap. We kiezen een alternatief om droge voeten te houden. 

Op de eerste brede zandweg ontmoeten we twee, naar we denken, vreemde mensen. De vrouw maakt aanstalten om ons aan te spreken. In een flits zie ik daarachter een ‘bekend‘ gezicht. Zij willen een route lopen ‘in deze bosrijke omgeving’, de auto staat op Joppe. We duiden hen een aantrekkelijk paadje. De man spreek ik aan met zijn naam en laat blijken hem te kennen van tv. Zichtbaar verheugd over de herkenning kijkt hij op zijn horloge, onderwijl zijn vrouw roept: “Hij wordt nu uitgezonden”. Ze bedanken ons met een lach. 

Fietsers razen langs en wij zijn niet de enige wandelaars. Het is druk. Verderop een nieuwe ontmoeting, oude kennissen. Zij met de rechterarm in een mitella. We krijgen het verhaal over de oorzaak van a tot z te horen en vervolgen dan de wandeling. Spoorweg over en even voorbij de groentetuin links een bospad in. Opnieuw merken we de verwoestende werking van brede fietsbanden op verzadigde bosgrond. Hier en daar kruipen we door struikgewas naar een volgend droog stukje. Richting het landgoed houden twee oudere mensen ons staande met de van cynisme doordrenkte vraag ’of wij ook zo blij zijn met die fietsers?’ We reageren instemmend op hun geklaag al weerhouden de modderpaden ons er niet van te genieten van deze januaridag. 

De laatste zandweg richting huis ligt alweer onder onze voeten. Een hond komt keffend op ons af. Het echtpaar, dat kennelijk de eigenaar van het beest is, verontschuldigt zich. Het reutje heeft daar een bloedhekel aan, zegt zij, wijzend op onze stokken. Van agressie tegen mensen is geen sprake. Dat hadden wij al gezien. Er ontstaat een gesprek waarbij de man een promotieverhaal begint over de omgeving waarin wij ons nu bevinden. Zoals je dat doet tegen nieuwkomers. Om zijn verhaal te bekorten help ik hem uit die droom.    
“Mijn geboortehuis staat 500 meter verderop en ik ben nooit weg geweest uit mijn dorp.” Het gesprek verandert. Plots blijken we het een en ander gemeenschappelijk te hebben.
Na twee uur wandelen strijken we thuis neer op de bank en drinken de eerste koffie van de dag. Met een paar woorden praten we nog even na over de ontmoetingen van deze morgen. Het was een mooie zondagochtend. Nu nog een paar graden vorst.

Joop Hekkelman

Geen opmerkingen:

Nao an ’t hatte

  Kóns is ’n begenaodegd verteller dood egaone. ’n Man dén neet te evenaren völt. Teminste dat denk iej op zo’n moment. Wee kan better veu...