woensdag 20 april 2016

Ambivalentie




Mijn dorp ligt in een gemeente die samenwerking zoekt en vindt binnen de Stedendriehoek: Zutphen, Deventer, Apeldoorn. Zelfs de lokale omroep in onze gemeente wordt door de overheid gedwongen samen te werken met die uit de steden. Een nogal gemakkelijke keuze, vreemd zelfs, omdat volledig wordt voorbijgegaan aan wat die omroep zelf wil, namelijk samenwerken met plattelandsgerichte omroepen in de Achterhoek. De programmamakers hebben hun wortels in dat gebied en voelen zich daarmee verbonden.

Ontegenzeggelijk is een groot deel van de inwoners van mijn dorp, maar ook die van Eefde, Epse en Harfsen, verbonden met economische belangen in het conglomeraat Stedendriehoek.
Er zijn mensen die zich uitsluitend door economische belangen laten leiden. Zij hebben over het algemeen geen bezwaar tegen de gekozen samenwerkingsrichting van de gemeente Lochem. Weinigen klagen over boodschappen doen in Deventer, Zutphen of Apeldoorn, parkeerproblematiek incluis. Echter na tien jaar is een boodschap op het gemeentehuis in Lochem, even verderop in de Achterhoek, nog immer reden voor klaaggezang, ondanks vrij parkeren. Twintig minuten autorijden eens per vijf of tien jaar, om een nieuw paspoort of rijbewijs aan te vragen, is een veel gehoorde klacht waarmee de afkeer tegen het oostwaarts gelegen achterland kenbaar wordt gemaakt.

Mijn dorp maakt geografisch deel uit van de Achterhoek, afgebakend door de IJssel en, sinds bijna vijftig jaar, de A1. De relatie van mijn dorp met dat gebied is van oudsher sterk, sterker dan met de overkant van de IJssel en Salland. De oorspronkelijke binding met de Achterhoek is zichtbaar (gebruiken en tradities) en hoorbaar (de taal). Het zijn elementen die de identiteit van de lokale bevolking markeren, tezamen met de aard van de mensen. Moeilijk definieerbaar, maar begrijp je dat “jao, jao”, een verkapte vorm is van nee zeggen, dan begrijp je wie de Achterhoeker is.

Is een zekere mate van groepsgevoel noodzakelijk om ergens bij te horen? Dat is een vraag die me regelmatig bezighoudt. Als individu voel ik me naar mijn aard een Achterhoeker. Echter door verbeterde ontsluiting, west- en noordwaarts, van mijn woonplaats is de relatie met de drie steden, en het gebied er omheen, sterker geworden. Ik word daardoor, of ik wil of niet, met enige regelmaat buiten de grenzen van mijn oorsprong getrokken. Het is een ambivalente positie waarin ik me dan bevind. Waar hoor ik eigenlijk bij? Daarmee zal ik moeten leven, omdat verhuizen om die reden geen optie is.
Terwijl ik dit opschrijf gaat de telefoon. Iemand uit Twente vertelt me dat ik ben genomineerd voor een Overijsselse streektaalprijs. Ik verheug me over het bericht. Opeens zie ik voordelen van wonen in een grensgebied.
Strijdige gedachten verdwijnen naar de achtergrond, omdat de waardering voor mijn werk grenzeloos lijkt te zijn. De mate waarin je last hebt van slingerende gedachten hangt blijkbaar toch af van waar je belangen liggen.  

Geen opmerkingen:

Nao an ’t hatte

  Kóns is ’n begenaodegd verteller dood egaone. ’n Man dén neet te evenaren völt. Teminste dat denk iej op zo’n moment. Wee kan better veu...