Zaterdagmorgen 10 uur.
Kleinzoon moet voetballen op het veld van Gorssel. Hij woont in Epse en is daar
lid van de plaatselijke voetbalvereniging. De beide clubs zijn zo wijs geweest
de jongens samen te laten spelen in een team van leeftijdgenootjes. Het veld
van Gorssel, ik heb er veel wedstrijden gespeeld. Dat begon ooit, zo’n 55 jaar
geleden, achter De Roskam. Later aan de Elfuursweg en daarna op de plek waar nu
mijn kleinzoon een balletje trapt.
Bij aankomst word ik
overvallen door nostalgische gedachten. De parkeerplaats is goed gevuld met
auto’s. Ik herinner me uit mijn jeugd vele kilometers fietsen om een
wedstrijdje te spelen; in Diepenveen, Lettele of Terwolde. Onze leider was
Gerrit Klein Baltink, een weinig spraakzame man, die ons op zaterdag met een
enorm plichtsbesef begeleidde om de weg te vinden naar een voetbalveld, ergens
in de wijde omtrek. Bij koud weer was hij gehuld in een leren jas die een
legercarrière deed veronderstellen. Wij wisten beter. Uren waren we onderweg
voor een partijtje van twee keer dertig minuten. Een parkeerplaats voor auto’s telde
toen minder dan tien plekken. Ik vraag me af hoe de jochies van 2016 later
terugkijken op hun eerste wedstrijdjes in een officieel clubtenue. Wij
beleefden het intens. Huiswaarts fietsend hadden we tijd om de wedstrijd nog
een keer de revue te laten passeren. Soms meerdere keren.
Krijgen deze jongens die tijd
ook? Bij pa of ma in de auto hebben zij slechts 10 minuten om erover na te
denken.
Ik loop het sportpark op en haal
koffie. Links en rechts groet ik wat mensen, die ik nog ken van mijn vroegere
voetballeven.
Dan naar de match. Een kudde
jongens draaft over het veld. Eentje, die te wild zijn tegenstander onderuit
haalt, wordt door zijn vader naar de kant geroepen. Ongewenst gedrag wordt
meteen gecorrigeerd. Dat brengt me bij een andere nostalgische gedachte. Ik ga
niet zeggen dat we vroeger zonder zonden een partijtje voetbal afwerkten. Nee,
mijn gedachten gaan naar de meute ouders die rond het veld staan. Dat moesten
wij vroeger ontberen. Onze ouders werkten, sommigen zeven dagen van de week. De
keren dat ik die van mij langs de zijlijn zag kan ik op de vingers van één hand
tellen.
Ik aanschouw het spel van veertien
hollende knapen. Hun techniek laat nog te wensen over. De muur bij ons achter
het huis, waar ik de bal tegenaan trapte, zie ik voor me. Tien keer met rechts,
tien keer met links, urenlang. De deur van het fietsenhok telde 6 raampjes.
Waren er enkelen gesneuveld, dan werd de traptechniek beproefd op de rest. Wie
schiet de laatste eruit?
Het bracht me veel
voetbalplezier, op het veld waar ik nu mij kleinzoon bezig zie. Deze jongens raad
ik af om hun kwaliteiten aan te scherpen met ruitjes schieten. Vandaag de dag
kijken teveel mensen mee, dat geeft meteen gedonder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten